In de jaren ‘70 verspreidde het aktievirus zich door Nederland, zo ook door Leiden. Het stak jongeren aan zoals scholieren en werkende jongeren, maar ook kunstenaars, die - in navolging van studenten - inspraak eisten. Andere groepen zoals homo’s en vrouwen eisten gelijke rechten. Woningzoekenden wilden wonen en gingen desnoods kraken. De verschillende groepen gebruikten dezelfde methoden om hun eisen kracht bij te zetten, zoals de straat op met spandoeken maar ook ‘bezetten’ was populair.
Afgezien van de gedeelde strijdcultuur, waartoe ook het plakken van affiches en kranten op buitenmuren behoorde én het maken van muziek, werd de tijd gekenmerkt door een grote mate van onderlinge solidariteit. Deze verbondenheid kwam voor een belangrijk deel voort uit een gedeelde maatschappijkritiek. Die kritiek gold ook de onderdrukkende regimes in het buitenland, waar landencomités voor werden opgericht. Na 1980 verdween geleidelijk veel van het elan, maar tot op heden zijn er nog mensen die de wereld willen verbeteren, of in ieder geval iets willen doen voor de zwakkeren in de samenleving, in binnen- of buitenland.