De Cruyffiaanse waarheid dat elk nadeel zijn voordeel heeft, gaat ook op voor het Leiderdorp van de vroege zeventiende eeuw. Het begin van de Tachtigjarige Oorlog bracht een dramatische crisis. Tijdens het Beleg van Leiden lag daar de belangrijkste Spaanse schans, met het hoofdkwartier van Valdes. Na Leidens Ontzet waren huizen verwoest, de dorpskerk zwaar beschadigd, de steenplaatsen en kalkbranderijen ontmanteld, de bevolking deels weggetrokken en de economie ontwricht. In 1583 kocht de stad Leiden van de prins van Ligny de ambachtsheerlijkheid Leiderdorp, waardoor het dorp in zekere zin in een ‘wingewest’ veranderde. De stad ging bestuur en rechtspraak controleren, dicteerde de economische mogelijkheden en schiep de condities voor stadsuitbreidingen. Individuele Leidenaars kochten er steeds meer huizen en terreinen. De dorpsgemeenschap ontving ook een groeiend aantal migranten uit de Zuidelijke Nederlanden in haar midden, van schoolmeesters tot herbergiers. De status van stadsheerlijkheid maakte dat vanaf 1597 - toen de Staten van Holland de nieuwe status van Leiderdorp bekrachtigden – de dorpsarchieven onder de verantwoordelijkheid van de stad vielen. Daardoor is een ongeëvenaard rijk bronnenbestand beschikbaar. Daarvan èn van veel aanvullend archiefmateriaal van elders is door de auteurs ruim gebruik gemaakt om een intiem beeld van het dorp en haar bewoners te geven.
In acht hoofdstukken worden thema’s uit de geschiedenis van de Leiderdorpse samenleving tijdens de Tachtigjarige oorlog behandeld, met de nadruk op de periode 1597 tot 1648. Midden in die periode werd (zoals elders in Holland) in 1622 een register van het Hoofdgeld opgesteld, dat een inventarisatie biedt van de hele bevolking. Dit kan als de denkbeeldige ruggengraat van het boek worden beschouwd. Daarom is een editie daarvan als bijlage achter in het boek opgenomen.
Het eerste hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de ontwikkeling van het dorp tussen 1568 en 1648 en de stroomversnelling als gevolg van de Leidse expansie èn de gunstige economische wind die door het Twaalfjarig Bestand ging waaien. Daarna gaat het in op de organisatie van bestuur en rechtspraak en behandelt het de samenstelling van de bestuurlijke elite van het dorp. Het tweede hoofdstuk heeft het enige adellijke huis als onderwerp dat na het Beleg van Leiden nog overeind stond en voor bewoning behouden bleef: kasteel Ter Does. Het laat zien hoe de bewoners gelijktijdig wel en niet tot het dorp behoorden. Sterk met het geslacht Van der Does verweven, was het steenplaatsers-geslacht Verdoes. In het derde hoofdstuk worden zij binnen de ruimere context van de steenbakkerij in Leiderdorp geplaatst. De lotgevallen van de Leiderdorpse dorpskerk vormen het onderwerp van hoofdstuk 4. Enerzijds gaat het daarin om de tragikomedie rondom de vervallen dorpskerk, waarvan de restauratie decennia lang door de Leidse overheid werd gedwarsboomd tot eindelijk in 1617 werd besloten tot een herbouw op de oude fundamenten, die zes jaar in beslag zou nemen. Anderzijds geeft het hoofdstuk biografietjes van de predikanten die de groeiende Hervormde gemeente moesten leiden langs de klippen van de strijd tussen rekkelijken en preciezen. In hoofdstuk 5 komt het dorpsonderwijs aan bod. We leren de schoolmeesters kennen die de Leiderdorpse jeugd – ook de allerarmsten - onderrichtten èn krijgen een indruk van het door hun gehanteerde lesprogramma. Het onderwijs en materiële steun aan de armen werd mede gefinancierd door de opbrengst van ‘armenbussen’ die onder andere in de belangrijkste Leiderdorpse herbergen hingen. Dat vitale onderdeel van het dorpsleven wordt behandeld in hoofdstuk 6. Het laat zien waar de herbergen lagen, wie de herbergiers waren en hoe zij met lief en leed in het dorp verbonden waren. In het zevende hoofdstuk wordt duidelijk dat de bloei van de kunsten, vooral de letteren en de schilderkunst, in Leiden, ook zijn uitstraling had naar het dorp via een eigen rederijkerskamer èn de tijdelijke vestiging van het atelier van twee van de beroemdste zeeschilders uit de 17de eeuw. Het boek wordt afgesloten met een hoofdstuk dat een analyse biedt van wonen en werken in Leiderdorp, sociale structuur en werkgelegenheid, waarbij het haardstedegeld van 1622 het uitgangspunt vormt, aangevuld met waarnemingen op basis van de rekeningen van ambachtsbewaarders, kerkmeesters, heilige geestmeesters en dergelijke.
Het boek geeft op deze manier een eerste ontsluiting van een zeer rijk bronnencomplex dat nog veel mogelijkheden voor nieuw onderzoek biedt en een uniek kijkje in een nog steeds onderbelicht aspect van de Hollandse samenleving tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Zie ook artikel in Geschiedenis Magazine editie 4 - 2020: https://geschiedenismagazine.nl/abonnementen