Wat beweegt een neuroanatoom, onderzoeker van de hersenen van Lenin, ertoe om hommels te bestuderen? Oskar Vogt en zijn vrouw Cécile Vogt-Mugnier waren pioniers in het hersenonderzoek. Dit boek is een aaneenschakeling van de bizarre feiten en gebeurtenissen die hun leven vormt. Eén daarvan is de door hen veronderstelde samenhang tussen variatie in hommels en die in hersenweefsel.
In de jaren 1920 en 1930 leidden de Vogts het destijds belangrijkste herseninsituut ter wereld: het Kaiser-Wilhelm-Institut für Hirnforschung in Berlijn. Daar probeerden ze de locaties te bepalen van vooral psychische hersenfuncties. Ze onderzochten onder andere ‘elitehersenen’ van mensen met uitzonderlijke talenten, in de hoop dat aangetroffen anatomische verschillen met ‘gewone’ hersenen uitsluitsel konden geven over de locatie van die talenten.
Bovendien verzamelde Oskar Vogt hommels, die hij deels betrok van leveranciers uit Rusland. Met het oog op zijn aldus opgedane contacten schoof de Duitse regering hem na de Eerste Wereldoorlog naar voren om de betrekkingen met de jonge Sovjet-Unie te verbeteren. Vanwege zijn neurologische expertise verzocht de sovjetregering hem de hersenen van de in 1924 overleden V. I. Lenin te onderzoeken. Vogt moest de bovenmenselijke genialiteit van Lenin aantonen. Dat Vogt daartoe niet in staat was, laat zijn betekenis (en die van zijn vrouw!) voor de hersenanatomie onverlet. Toch zagen zijn vakgenoten hem vaak als een zonderling. De reden daarvoor was dat de hommels - zijn verzameling is nu opgenomen in de collectie van Museum Naturalis - een steeds prominentere rol in zijn hersenonderzoek gingen spelen. Hommelvariatie werd vergeleken met variatie in hersenschorsvelden; neurologische aandoeningen werden beschouwd als een vorm van natuurlijke variatie.
Dit alles lijkt absurd, maar er zat wel degelijk een idee achter. In zijn belangrijkste entomologische publicaties ontwikkelt Vogt een eigen evolutietheorie die alles begrijpelijk maakt. Was Oskar Vogt gek of geniaal? De lezer oordele zelf.
Arnold de Boer (Zaandam, 1956) studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde daar op een dissertatie over de verspreiding en verwantschap van zangcicaden op Nieuw Guinea. Een inventarisatie van de hommel- en loopkevercollectie van het Zoölogisch Museum van Amsterdam zette hem op het spoor van Oskar Vogt.